Analoge logicafout-detectie

image\block_analogmatherror_sn.gif

Korte beschrijving

Het blok "Analoge logicafout-detectie " zet een uitgang, wanneer er in het gereferentieerde functieblok "Analoge Aritmetica" een fout is opgetreden.

 

Schakeling

Omschrijving

Ingang En

Activering van het functieblok "Foutdetectie analoge aritmetica".

Ingang R

Uitgang terugzetten.

Parameters

Gereferentieerde FB: Bloknummer van een aanwijzing van de analoge aritmetica

Te detecteren fout: Deling door nul, overloop of deling door nul OF overloop.

Automatisch terugzetten: De uitgang wordt automatisch teruggezet, wanneer de fouttoestand verholpen is.

Uitgang Q

Q wordt op "1" gezet, wanneer de te detecteren fout in de laatste uitvoering van het gereferentieerde functieblok "Analoge Aritmetica" opgetreden is.

 

image\0ba3_logo_sn.gif

0BA1- 0BA5: Het functieblok "Foutdetectie Analoge aritmetica" bestaat pas vanaf de modulelijn 0BA6.

 

Parameter "Gereferentieerde FB"

De waarde voor de parameter "Gereferentieerde FB" geeft het bloknummer van een reeds geprogrammeerd functieblok "Analoge Aritmetica" aan.

Functiebeschrijving

Het blok "Foutdetectie analoge aritmetica" zet de uitgang, wanneer er in het gereferentieerde functieblok "Analoge Aritmetica" een fout is opgetreden. U kunt de functie zo programmeren dat de uitgang bij deling door nul, bij overloop of bij een van de beide fouten optreedt.

Wanneer u het controlevakje "Automatisch terugzetten" activeert, wordt de uitgang voor de eerstvolgende uitvoering van het functieblok teruggezet. Als het controlevakje niet geactiveerd is, blijft de uitgang in zijn toestand, totdat het functieblok "Foutdetectie analoge aritmetica" met de parameter R wordt teruggezet.

Wanneer in een willekeurige cyclus het gereferentieerde functieblok "Analoge Aritmetica" voor het functieblok "Foutdetectie anlagoe aritmetica" wordt uitgevoerd, wordt de fout in dezelfde cyclus herkend. Wanneer het gereferentieerde functieblok "Analoge Aritmetica" voor het functieblok "Foutdetectie anlagoe aritmetica" wordt uitgevoerd, wordt de fout in de volgende cyclus herkend.

Locicatabel voor de foutdetectie van de analoge aritmetica

In de volgende tabel is "Te detecteren fouten" de parameter voor de aanwijzing voor de foutdetectie van de analoge aritmetica, die aangeeft welke fout er te detecteren is. Nul staat voor het bit voor de deling door nul, dat aan het einde van de uitvoering van de applicatie Analoge Aritmetica wordt gezet: het is 1, wanneer d efout is opgetreden, anders 0. OF is het overloopbit dat door de aanwijzing voor analoge aritmetica wordt gezet. het is 1, wanneer de fout is opgetreden, anders 0. Deling door nul OF overloop is de logsiche OF-koppeling van het bit voor deling door nul en van het overloopbit van de gereferentieerde aanwijzing voor analoge aritmetica. De uitgang (Q) is de uitgang van de functie voor de foutdetectie van de analoge aritmetica. Een "x" geeft aan dat het bit 0 of 1 kan zijn, zonder dat dit gevolgen heeft voor de uitgang.

 

Te detecteren fout

Nul

OF

Uitgang (Q)

Deling door nul

1

x

1

Deling door nul

0

x

0

Overloop

x

1

1

Overloop

x

0

0

Deling door nul OF overloop

1

0

1

Deling door nul OF overloop

0

1

1

Deling door nul OF overloop

1

1

1

Deling door nul OF overloop

0

0

0

 

Wanneer de gereferentieerde FB analoge aritmetica nul is, is de uitgang altijd 0.