Korte beschrijving
Deze speciale functie geeft één van 4 opgeslagen analoge waarden of 0 aan de analoge uitgang weer.
Schakeling |
Omschrijving |
Ingang En |
1 aan de ingang En (Enable) schakelt afhankelijk van S1 en S2 een geparametreerde analoge waarde op de uitgang AQ. 0 aan de ingang En schakelt de uitgang AQ op 0. |
Ingangen S1 en S2 |
S1 en S2 (selectoren) voor het selecteren van de uit te voeren analoge waarde. S1 = 0 en S2 = 0: De waarde 1 wordt uitgevoerd. S1 = 0 en S2 = 1: De waarde 2 wordt uitgevoerd. S1 = 1 en S2 = 0: De waarde 3 wordt uitgevoerd. S1 = 1 en S2 = 1: De waarde 4 wordt uitgevoerd. |
Parameters |
V1...V4: Wanneer de Start/Stop-offset 0 is, dan is de Start/Stop-stap Offset "B".
p: Aantal plaatsen achter de komma |
Uitgang AQ |
Analoge uitgang Waardebereik voor AQ: -32768...+32767 |
Parameters V1…V4
De waarden voor V1 tot V4 kunnen ook een actuele waarde van een reeds geprogrammeerde andere functie zijn. U kunt de actuele waarden van de volgende functies gebruiken:
Analoge comparator: Ax – Ay
Analoge drempelwaardeschakelaar: Ax
Analoge versterker: Ax
Analoge multiplexer: AQ
Analoge flank: AQ
Analoge aritmetica: AQ
PI-regelaar: AQ
Voor-/achterwaartsteller: Cnt
De gewenste functie selecteert u via het bloknummer.
Parameter p (aantal plaatsen achter de komma)
Parameter p geldt voor de weergave van de waarden AQ, V1, V2, V3 en V4 in een meldingtekst.
Timingdiagram
Korte beschrijving
Wanneer de ingang En wordt gezet, voert de functie afhankelijk van de parameters S1 en S2 één van 4 mogelijke analoge waarden V1 tot V4 aan de uitgang AQ uit.
Wanneer de ingang En niet wordt gezet, geeft de functie de analoge waarde 0 aan de uitgang AQ weer.
Bijzonderheden bij het parametreren
Let op de Informatie m.b.t. de verwerking van analoge waarden, waarin u hulp krijgt bij de blokparameters van de analoge blokken.
Analoge uitgang
Wanneer u deze speciale functie met een werkelijke analoge uitgang schakelt, dient u er op te letten dat de analoge uitgang slechts waarden van 0 tot 1000 kan verwerken. Schakel hiervoor eventueel een extra versterker tussen de analoge uitgang van de speciale functie en de werkelijke analoge uitgang. Met deze versterker normaliseert u het uitgangsbereik van de speciale functie op een waardebereik van 0 tot 1000.
Voorbeeld: Extra versterker achter een analoge multiplexer.