Netwerkinstelling (alleen bij Dell 1130n)

In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt dat via het netwerk aangesloten is en hoe u de software instelt.

Netwerkomgeving

U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het als netwerkprinter te kunnen gebruiken.

De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat ondersteunt:

Item

Vereisten

Netwerkinterface

Ethernet 10/100 Base-TX

Netwerkbesturingssysteem

  • Windows 2000/XP/Server 2003/Server 2008/Vista/7/2008 Server R2

  • Diverse Linux-besturingssystemen

  • Mac OS X 10.3-10.6

Netwerkprotocollen

  • TCP/IPv4

  • DHCP, BOOTP

  • DNS, WINS, Bonjour, SLP, UPnP

  • Standaard TCP/IP afdrukken (RAW), LPR, IPP

  • SNMPv 1/2/3, HTTP, IPSec

  • TCP/IPv6 (DHCP, DNS, RAW, LPR, SNMPv 1/2/3, HTTP, IPSec)

    (Zie IPv6-configuratie.)

Introductie van handige netwerkprogramma’s

Er bestaan verschillende programma's om de netwerkinstellingen op te geven in een netwerkomgeving.

[Note]

Stel het IP-adres in voordat u onderstaande programma's gaat gebruiken.

Embedded Web Service

Een in de netwerkafdrukserver ingebouwde webserver laat u toe om:

SetIP

Hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt selecteren en handmatig IP-adressen kunt configureren voor gebruik met het TCP/IP-protocol. (Zie IP instellen via het programma SetIP.)

[Note]

TCP/IPv6 wordt niet door dit programma ondersteund.

Een bedraad netwerk gebruiken

U moet de netwerkprotocollen op uw apparaat instellen om het apparaat in uw netwerk te kunnen gebruiken. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u dit kunt doen.

U kunt het netwerk gebruiken nadat u een netwerkkabel hebt aangesloten op de overeenkomstige poort op uw computer.

Een netwerkconfiguratierapport afdrukken

U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het bedieningspaneel van het apparaat. In dit rapport worden de huidige netwerkinstellingen van het apparaat weergegeven. Dit zal u helpen bij de installatie van een netwerk en het oplossen van problemen.

Het rapport afdrukken:

Houd in de stand-bymodus de knop (Annuleren) ongeveer 5 seconden ingedrukt. In dit rapport vindt u het MAC-adres en IP-adres van uw apparaat.

Bijvoorbeeld:

  • MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78

  • IP-adres: 192.0.0.192

IP-adres instellen

Eerst moet u een IP-adres instellen voor het beheren van en afdrukken over het netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch toegewezen door een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol Server) die zich in het netwerk bevindt.

In een aantal gevallen moet u het IP-adres handmatig instellen. Men spreekt dan van een statisch IP dat vaak om veiligheidsredenen verplicht is in bedrijfsintranetten.

  • Toewijzing van een IP-adres via DHCP: verbind uw apparaat met het netwerk en wacht enkele minuten tot de DHCP-server een IP-adres toewijst aan het apparaat. Druk vervolgens het netwerkconfiguratierapport af zoals hierboven is uitgelegd. Als uit het rapport blijkt dat het IP-adres gewijzigd is, is de toewijzing gelukt. Het nieuwe IP-adres wordt vermeld in het rapport.

  • Toewijzing van statisch IP-adres: met het programma SetIP kunt u het IP-adres van uw computer wijzigen.

In een kantooromgeving raden we u aan om contact op te nemen met een netwerkbeheerder die dit adres voor u kan instellen.

IP instellen via het programma SetIP

Met dit programma kunt u het IP-adres van uw apparaat handmatig instellen met behulp van het MAC-adres om te communiceren met het apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de netwerkinterface dat u terugvindt in het netwerkconfiguratierapport terugvindt.

Om het programma SetIP te gebruiken schakelt u de firewall op de computer uit voor u doorgaat met het volgende:

  1. Klik op Start > Alle programma’s > Configuratiescherm.

  2. Dubbelklik op Beveiligingscentrum.

  3. Klik op Windows Firewall.

  4. Schakel de firewall uit.

Het programma installeren
  1. Plaats de software-cd die met het apparaat werd meegeleverd in het cd-romstation. Als de cd met stuurprogramma’s automatisch wordt uitgevoerd, sluit u het venster.

  2. Start Windows Verkenner en open station X (X staat voor de letter die aan het cd-/dvd-station is toegewezen.)

  3. Dubbelklik op Application > SetIP.

  4. Dubbelklik op Setup.exe om het programma te installeren.

  5. Klik op OK. Selecteer de gewenste taal in de vervolgkeuzelijst.

  6. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.

Het programma starten
  1. Verbind het apparaat met het netwerk door middel van een netwerkkabel.

  2. Zet het apparaat aan.

  3. In het menu Start van Windows selecteert u Alle programma’s > Dell-printers > SetIP > SetIP.

  4. Klik op het pictogram (derde van links) in het venster SetIP om het venster TCP/IP-configuratie te openen.

  5. Voer de nieuwe apparaatgegevens op de volgende manier in het configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens u mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voor u verder kunt gaan.

    • MAC-adres: hiermee zoekt u het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voert u het vervolgens in zonder dubbele punten. Voorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8.

    • IP-adres: hiermee voert u een nieuw IP-adres voor uw printer in.

      Als het IP-adres van uw computer bijvoorbeeld 192.168.1.150 is, voer dan 192.168.1.X in ("X" is een getal tussen 1 en 254 dat verschilt van het getal uit het adres van de computer).

    • Subnetmasker: hiermee voert u een subnetmasker in.

    • Standaardgateway: hiermee voert u een standaardgateway in.

  6. Klik op Toepassen en vervolgens op OK. De printer zal het netwerkconfiguratierapport automatisch afdrukken. Controleer of alle instellingen juist zijn.

  7. Klik op Afsluiten om het programma SetIP te sluiten.

  8. Indien nodig schakelt u opnieuw de firewall van de computer in.

Netwerkparameters instellen

U kunt de verschillende netwerkinstellingen ook opgeven via netwerkbeheerprogramma's zoals Embedded Web Service.

Standaardinstellingen terugzetten

Mogelijk moet u de standaardfabrieksinstellingen terugzetten als het apparaat dat u gebruikt met een nieuwe netwerkomgeving wordt verbonden.

De standaardinstellingen terugzetten met behulp van Embedded Web Service

  1. Start uw webbrowser en typ het nieuwe IP-adres van de printer in de adresbalk van de browser.

    Bijvoorbeeld,

  2. Wanneer het venster Embedded Web Service wordt geopend, klikt u op Netwerkinstellingen.

  3. Klik op Terugstellen. Klik vervolgens op Wissen voor netwerk.

  4. Schakel het apparaat uit en weer in om de instellingen toe te passen.

Het stuurprogramma installeren voor een apparaat dat via het netwerk is aangesloten

Windows

U kunt het apparaatstuurprogramma instellen. Volg daarbij de onderstaande stappen.

Deze installatie is aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.

  1. Zorg ervoor dat het apparaat met het netwerk is verbonden en aan staat.

  2. Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-/dvd-station.

    • De cd-rom start automatisch op en er verschijnt een installatievenster.

    • Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op Uitvoeren... Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-rom-station. Klik op OK.

    • Als u Windows Vista, Windows 7 of Windows Server 2008 R2 gebruikt, klikt u op Start > Alle programma’s > Bureau-accessoires > Uitvoeren...

      Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-rom-station, en klik op OK.

    • Als in Windows Vista, Windows 7 of Windows Server 2008 R2 het venster Automatisch afspelen verschijnt, klikt u op Uitvoeren... Setup.exe in het veld Programma installeren of uitvoeren en vervolgens op Doorgaan of Ja in het venster Gebruikersaccountbeheer.

  3. Klik op Volgende.

    Selecteer de gewenste taal in de vervolgkeuzelijst.

  4. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter. Klik vervolgens op Volgende.

    [Note]

    Als u Aangepaste installatie kiest, kunt u de aansluiting van het apparaat selecteren en kunt u kiezen welke componenten u wilt installeren. Volg de weergegeven instructies.

  5. Er verschijnt een lijst van de beschikbare printers in het netwerk. Selecteer in deze lijst de printer die u wilt installeren en klik op Volgende.

    • Als uw printer niet in de lijst staat, klikt u op Bijwerken om de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen. om uw printer aan het netwerk toe te voegen. Om de printer aan het netwerk toe te voegen, voert u de poortnaam en het IP-adres van de printer in.

    • Druk een netwerkconfiguratiepagina af om het IP-adres van uw printer te controleren. Door de knop (Annuleren) ongeveer 5 seconden ingedrukt te houden en vervolgens los te laten. (Een voorbeeld van een IP-adres is 13.121.52.104.)

    • Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde naam handmatig in, of zoek een gedeelde printer door op de knop Bladeren te klikken.

    [Note]

    Als u uw apparaat niet in het netwerk kunt vinden, schakelt u de firewall uit en klikt u op Bijwerken.

    Klik in Windows op Start > Configuratiescherm, start de Windows-firewall en schakel deze optie uit. Voor andere besturingssystemen raadpleegt u de on-linehandleiding.

  6. Zodra de installatie is voltooid verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt afdrukken, schakelt u het selectievakje in en klikt u op Volgende. In het andere geval klikt u gewoon op Volgende en gaat u verder met stap 8.

  7. Als de testpagina juist wordt afgedrukt klikt u op Ja.

    Zo niet, klikt u op Nee om ze opnieuw af te drukken.

  8. Klik op Voltooien.

[Note]
  • Na installatie van het stuurprogramma mag u de firewall inschakelen.

  • Als het printerstuurprogramma niet naar behoren werkt, volg dan de onderstaande stappen om het te repareren of opnieuw te installeren.

    1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en aan staat.

    2. Selecteer in het menu Start achtereenvolgens Programma’s of Alle programma’s > Dell > Dell-printers > de naam van uw printerstuurprogramma > Onderhoud.

    3. Selecteer de gewenste optie en volg de instructies op het scherm.

Macintosh

  1. Zorg ervoor dat het apparaat met uw netwerk is verbonden en aan staat. Het IP-adres van uw apparaat moet ook reeds zijn ingesteld.

  2. Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-/dvd-station.

  3. Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer.

  4. Dubbelklik op de map MAC_Installer.

  5. Dubbelklik op het pictogram Installer OS X.

  6. Voer het wachtwoord in en klik op OK.

  7. Het venster van het installatieprogramma van Dell wordt geopend. Klik op Continue.

  8. Selecteer Easy Install en klik op Install. Easy Install wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.

    • Als u Custom Install selecteert kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt installeren.

  9. Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten wordt op de computer weergegeven. Klik op Continue.

  10. Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Quit.

  11. Open de map Applications > Utilities > Print Setup Utility.

    • Voor Mac OS X 10.5-10.6 opent u de map Applications > System Preferences en klikt u op Print & Fax.

  12. Klik op Add in de Printer List.

    • Voor Mac OS X 10.5-10.6 klikt u op het pictogram "+", waarna een venster verschijnt.

  13. Voor Mac OS X 10.3 selecteert u het tabblad IP Printing.

    • Voor Mac OS X 10.4 klikt u op IP Printer.

    • Voor Mac OS X 10.5-10.6 klikt u op IP.

  14. Selecteer Socket/HP Jet Direct in Printer Type.

    [Note]

    Als u een document van vele pagina’s afdrukt, kunt u de prestaties van de printer verbeteren door Socket te kiezen bij de opties bij Printer Type.

  15. Typ het IP-adres van het apparaat in het vak Printer Address.

  16. Typ de wachtrijnaam in het vak Queue Name. Als u de wachtrijnaam voor uw apparaatserver niet kunt bepalen probeert u eerst de standaardwachtrij.

  17. Als automatisch selecteren voor Mac OS X 10.3 niet goed werkt, selecteert u Dell in Printer Model en de naam van uw apparaat in Model Name.

    • Als automatisch selecteren voor Mac OS X 10.4 niet goed werkt, selecteert u Dell in Print Using en de naam van uw apparaat in Model.

    • Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt in Mac OS X 10.5-10.6, selecteert u Select a driver to use... en de naam van uw printer in Print Using.

    Uw apparaat verschijnt in de Printer List en wordt ingesteld als standaardprinter.

  18. Klik op Add.

    [Note]

    Als de printer niet correct werkt maakt u de installatie van het stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw.

    Doe het volgende om de installatie van het stuurprogramma voor Macintosh ongedaan te maken.

    1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is.

    2. Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-/dvd-station.

    3. Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer.

    4. Dubbelklik op de map MAC_Installer.

    5. Dubbelklik op het pictogram Installer OS X.

    6. Voer het wachtwoord in en klik op OK.

    7. Het venster van het installatieprogramma van Dell wordt geopend. Klik op Continue.

    8. Selecteer Uninstall en klik op Uninstall.

    9. Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten. Klik op Continue.

    10. Nadat de installatie ongedaan is gemaakt klikt u op Quit.

Linux

Het Linux-stuurprogramma installeren

  1. Zorg ervoor dat het apparaat met uw netwerk is verbonden en aan staat. Het IP-adres van uw apparaat moet ook reeds zijn ingesteld.

  2. Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-/dvd-station.

  3. Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw Linux-computer.

  4. Dubbelklik op de map Linux.

  5. Dubbelklik op het pictogram install.sh.

  6. Het venster van het installatieprogramma van Dell wordt geopend. Klik op Continue.

  7. Het venster van de Add printer wizard gaat open. Klik op Next.

  8. Selecteer Netwerkprinter en klik op de knop Search.

  9. Het IP-adres en de modelnaam van de printer verschijnen in de lijst.

  10. Selecteer uw apparaat en klik op Next.

Een netwerkprinter toevoegen

  1. Dubbelklik op Unified Driver Configurator.

  2. Klik op Add Printer...

  3. Het venster Add printer wizard wordt geopend. Klik op Next.

  4. Selecteer Network printer en klik op de knop Search.

  5. Het IP-adres en de modelnaam van de printer worden in de lijst weergegeven.

  6. Selecteer uw apparaat en klik op Next.

  7. Voer de printerbeschrijving in en klik op Next.

  8. Wanneer de printer is toegevoegd, klikt u op Finish.

IPv6-configuratie

[Note]
  • TCP/IPv6 wordt alleen ondersteund in Windows Vista of recentere versies.

  • Als het IPv6-netwerk niet lijkt te werken, stel dan alle netwerkinstellingen in op de standaardwaarden en probeer het opnieuw. (Zie Standaardinstellingen terugzetten.)

Om de IPv6-netwerkomgeving te gebruiken, volgt u de volgende procedure om het IPv6-adres te gebruiken:

Het apparaat wordt geleverd met IPv6 ingeschakeld.

  1. Verbind het apparaat met het netwerk door middel van een netwerkkabel.

  2. Zet het apparaat aan.

  3. Druk een netwerkconfiguratierapport af vanaf het bedieningspaneel van het apparaat. In dit rapport worden de IPv6-adressen gecontroleerd.

  4. Kies Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers > Printer toevoegen.

  5. Klik op Een lokale printer toevoegen in het venster Printer toevoegen.

  6. Volg de weergegeven instructies.

[Note]

Als het apparaat niet werkt in de netwerkomgeving, activeer dan IPv6. Zie het volgende deel.

Een netwerkconfiguratierapport afdrukken

U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het bedieningspaneel van het apparaat. In dit rapport worden de huidige netwerkinstellingen van het apparaat weergegeven. Dit zal u helpen bij de installatie van een netwerk en het oplossen van problemen.

Het rapport afdrukken:

Houd in de stand-bymodus de knop (Annuleren) ongeveer 5 seconden ingedrukt. In dit rapport vindt u het MAC-adres en IP-adres van uw apparaat.

Bijvoorbeeld:

  • MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78

  • IP-adres: 192.0.0.192

IPv6-adressen instellen

Het apparaat ondersteunt de volgende IPv6-adressen voor het afdrukken vanaf het netwerk en voor netwerkbeheer.

  • Link-local Address: zelfgeconfigureerde lokale IPv6-adressen. (Adres begint met FE80.)

  • Stateless Address: door een netwerkrouter automatisch geconfigureerd IPv6-adres.

  • Stateful Address: door een DHCPv6-server geconfigureerd IPv6-adres.

  • Manual Address: door de gebruiker handmatig geconfigureerd IPv6-adres.

Manual address-configuratie

  1. Start een webbrowser zoals Internet Explorer die IPv6-adressering als URL ondersteunt. (Zie Embedded Web Service (alleen bij Dell 1130n).)

    [Note]

    Voor IPv4 voert u het IPv4-adres (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld in en drukt u op de Enter-toets of klikt u op Ga naar.

  2. Wanneer het venster Embedded Web Service wordt geopend, klikt u op Netwerkinstellingen.

  3. Klik op TCP/IP.

  4. Schakel Handmatig Adres in de sectie TCP/IPv6 in.

  5. Selecteer het Routerprefix en klik op de knop Toevoegen. Het routerprefix zal automatisch ingevoerd worden in het adresveld.

    Voer de rest van het adres in. (bijv.: 3FFE:10:88:194::AAAA. "A" is de hexadecimaal 0 tot 9, A tot F.)

  6. Klik op de knop Toepassen.

Het printerstuurprogramma installeren

De installatie van het stuurprogramma voor de netwerkprinter in een IPv6-netwerkomgeving verloopt op dezelfde wijze als voor TCP/IPv4. (Zie Het stuurprogramma installeren voor een apparaat dat via het netwerk is aangesloten.)

Selecteer de TCP/IP-poort en selecteer het IPv6-adres van uw apparaat wanneer de lijst met apparaten wordt weergegeven.

Embedded Web Service gebruiken

  1. Start een webbrowser (bijv. Internet Explorer) die IPv6-adressering als URL ondersteunt.

  2. Selecteer een van de IPv6-adressen (Link-local Address, Stateless Address, Stateful Address, Manual Address) uit het netwerkconfiguratierapport.

  3. Voer de IPv6-adressen in (bijv.: http://[FE80::215:99FF:FE66:7701]).

    [Note]

    De adressen moeten tussen "[]" haakjes worden geplaatst.